Een man waar je tegenop keek

Hij was bij ons thuis een man waar je tegenop keek, schrijft Gerrit Wolbrink (1937) over Louis Frequin. Wolbrink kwam in 1953 als jongste bediende bij de Apeldoornse editie van De Gelderlander, die tot dat jaar Veluwe en IJsselbode heette. In 1966 werd Wolbrink chef reclame en promotions op het hoofdkantoor in Nijmegen. Frequin was, vindt Wolbrink, een opvallend mens die voor de krant van onschatbare waarde is geweest.

Door Gerrit Wolbrink

Drie jaar voor de oorlog ben ik in Apeldoorn op de wereld gekomen. In een praktiserend rooms-katholiek gezin. Het geloof en de kerk waren het middelpunt van het leven. De tien procent van de bevolking die katholiek was, klitte aan elkaar.

Bedankje van Frequin aan Wolbrink voor diens bemoeienis met het afscheid, september1977.

De katholieke school, bibliotheek, sportvereniging, toneelclub, padvinderij, zangkoor en vrouwenclub stimuleerden die verbinding met de kerk. Katholieken deden hun inkopen bij de katholieke bakker, slager, kruidenier, kolenboer en lazen ook de katholieke krant: de Veluwe en IJsselbode, die op 12 september 1953 een andere naam kreeg: De Gelderlander, Dagblad voor Apeldoorn en Omgeving. Die krant werd door mijn ouders intensief gelezen en dat nam ik als jonge knaap over.

Het boek KRANTENPAUS kocht ik op zaterdag en dinsdag had ik het uit. De hoofdpersoon Louis Frequin is zo’n jaar of zeventig van mijn leven belangrijk voor mij geweest. Zijn krant, De Gelderlander, hoorde bij mijn ouderlijk gezin. Een vooraanstaande huisgenoot. En Louis Frequin was bij ons thuis een man waar je tegenop keek.

“Een man waar je tegenop keek” verder lezen

De Gelderlander strijkt de vlag – 14 maart 1942

Louis Frequin bewerkte onder zijn pseudoniem Willem de Wael één van zijn Betuwse volksverhalen tot een epos bij het verschijnen van het laatste nummer van De Gelderlander tijdens de bezetting, op 14 maart 1942. 

Later legde hij uit dat hij met het verhaal over het beleg van de Neyenburg had gedoeld op de toenemende druk van de bezetter op de krant. De burchtheer Gerrit van den Neyenburg moest Gelderlander-directeur Gerard Bodewes verbeelden en de dappere soldaat ‘de Fret’ was niemand minder dan waarnemend hoofdredacteur Jos de Fraiture.

De Neyenburg was ooit een versterking aan de Nederrijn, tussen Heteren en Indoornik. Er staat nu een boerderij die zo heet.

 

De heldhaftige ondergang van den Neyenburg

Door Willem de Wael

De heer van den Neyenburg stond in de gothieke omlijsting van zijn hoogen zetel. Het eerste lentelicht viel gulzig door de plechtige kruisvensters, en in de breede lichtplekken op den vloer waren de streepen van het glaslood duidelijk te onderkennen.

Afruk uit De Gelderlander van 14 maart 1942.

Graaf Gerrit van den Neyenburg zag het sekuur, toen hij uit den fraai gebeeldhouwden zetel was opgestaan om het zijne te zeggen tegen het volk van den burcht en dat uit de buurten, hetwelk nu binnen de hooge wallen vertoefde.

Dat volk stond als één man in de groote ridderzaal, waarvan de zoldering met haar groote en breede balkers hoog boven de gehelmde hoofden hing. Ook dát zag Graaf Gerrit van den Neyenburg, zoals hij nu opeens zooveel en nadrukkelijk zag, dat hem anders nooit was opgevallen.

Hij stond opeens met een ruk recht en monsterde zijn mannen: het volk van den Nyenburg, van het Hof en de Boterhof; kaerels uit Heteren en Randwijk, en boeren en boerenvolk, boertig en barssig, maar pràchtvolk uit de binnenpolders en van langs-de-Linge-op.

“De Gelderlander strijkt de vlag – 14 maart 1942” verder lezen

Een overstap was Fahnenflucht

Taferelen uit een journalistenleven

Sante Brun, gepensioneerd journalist te Limburg, werkte in de jaren zestig enige tijd voor De Gelderlander, voordat hij naar het Limburgs Dagblad vertrok. De verschijning van het boek Krantenpaus bracht persoonlijke herinneringen boven aan Louis Frequin, die hij neerschreef in zijn weblog SanteLOGie. Hier een deel van zijn ontboezeming.

Sante Brun.

De eerste keer dat ik Frequin sprak was tijdens een sollicitatiegesprek, dat plaats vond in de vroege zomer van 1959, toen mijn vader besloten had dat studeren aan de universiteit er niet in zat en ik dus een baan moest zoeken. Ik had wel eens gehoord dat een paar jongens van het Canisius College enkele jaren eerder, ik meen tegelijkertijd, begonnen waren als leerling-journalist bij de plaatselijke krant De Gelderlander in Nijmegen en dat herinnerde ik me bij mijn zoektocht naar een baan.

Ik stuurde een sollicitatiebrief waarna ik direct werd opgeroepen en even later tegenover de grote man zat. Hij vond dat ik met mijn cijferlijst van de hbs moest gaan studeren en zei dat hij helaas geen vacature voor me had, waarna ik solliciteerde bij het Noord-Hollands Dagblad in Hoorn, want dat had wel een vacature. Op 1 oktober 1959 ging ik daar welgemoed aan de slag, kort daarna werd ik overgeplaatst naar Leeuwarden waar ik (…) aan de slag ging op de regioredactie van het dagblad Ons Noorden.

“Een overstap was Fahnenflucht” verder lezen

Gastenboek: ruim baan voor de KVP

Tijdens een lange reis door de Verenigde Staten in 1956 maakte Louis Frequin kennis met het daar toen al massale fenomeen van de televisie. Hij zag de potentie, en deed zelf enkele jaren later als presentator van het televisieprogramma Gastenboek zijn eerste televisie-ervaringen op. Het programma was een samenwerking van de Katholieke Volkspartij en de Katholieke Radio Omroep, de gasten vormden een lange optocht van katholieke politici.

Presentator Louis Frequin (rechts) in gesprek met minister Joseph Luns.

Kort voor de Kamerverkiezingen van 1959 maakte Frequin een speciale uitzending waarin zeven KVP-bewindslieden mochten komen vertellen over wat zij in de afgelopen jaren hadden bereikt. Ze kregen allemaal een paar minuten: Jo Cals (onderwijs), Gerard Veldkamp (sociale zaken), Joseph Luns (buitenlandse zaken), Harry Moorman (defensie), Herman Witte (volkshuisvesting), Norbert Schmelzer (binnenlandse zaken) en Marga Klompé (maatschappelijk werk).

Frequin sloot af met een oproep aan de kijkers om toch vooral op Lijst 2 van de KVP te stemmen.

======================================

Hoor eens: ze hebben ’t weer over mij!

Het was een heus boekenfeestje, vrijdagmiddag 24 november, bij Dekker VdVegt in Nijmegen. Onder grote belangstelling hield uitgeverij Valkhof Pers daar de biografie Krantenpaus over Louis Frequin ten doop. Hoogleraar Jos Joosten schetste in een persoonlijke voordracht de betekenis van Frequin en van De Gelderlander in zijn tijd, met veel waardering voor de wijze waarop de persoon en diens tijd in dit boek naar voren komen.

Grote belangstelling bij Dekker Van de Vegt in Nijmegen.

Hélène van Beek haalde persoonlijke herinneringen op, ook aan de tijd vlak na Frequins overlijden in 1998, toen zij zo veel anekdotes over de man hoorde dat zij dacht: daar zit een boek in. En hoe het project vervolgens jarenlang bleef sudderen.

Louis van de Geijn, die het verhaal van Frequin begin 2015 oppakte,  gaf een beeld van de vele gezichten van Frequin. De opwinding die hij geregeld veroorzaakte, en de zakelijke kant daarvan: dat hij liet turven hoe vaak De Gelderlander in andere media werd geciteerd.

 

Als Frequin, zoals zijn roomse-blijheidgeloof dat wilde, vrijdagmiddag vanaf een wolk had toegekeken, zo beeldde Van de Geijn zich in, dan zou hij daarboven hebben  gezegd: ‘Hoor eens: ze hebben ’t weer over mij!’

=======================================

 

Ellende tusschen twee rivieren

In mei 1945 keerde Louis Frequin terug van zijn evacuatieadres,  het Veluwse dorp Klarenbeek. Hij stortte zich op grote reportages in het verwoeste Nederland. De verontwaardiging over wat hij zag als verwaarlozing door de autoriteiten stak hij niet onder stoelen of banken. Zoals in een verhaal over de streek die hij als verslaggever voor de oorlog al zo goed had leren kennen. Hij publiceerde er in 1945 een boek over: Tusschen twee rivieren.

THE ISLAND: DE OVERBETUWE WORDT VERGETEN!

door Louis Frequin

Er hangt een lucht van lijken over dit land, waar vroeger het leven in de witte droom van bloesems lachte en de lammeren een wulpsch menuet dansten in het groen der jonge weiden.
Hoe heb ik dit land bezongen: de rustige simpele schoonheid van zijn stille akkers en de statigheid der weidsche stroomen, de fluistering van het geheimzinnige water, dat dit land omzoomt. En hoe heb ik het teruggevonden…. De Betuwe!

Een processie trekt langs de overblijfselen van de Huissense stadskerk. (Uit: Tusschen twee rivieren)

Er liggen kapotgeschoten tanks langs de heerbaan Arnhem-Nijmegen, waar het geallieerd verkeer als een typhoon overheen raast, dag en nacht, en aan welks kanten de dood nog loert tusschen het hooge gras, waar de mijnen als zaaizaad in den bodem liggen te rotten. Waar het stil en uitgestorven is. Waar geen mensch komt kijken. “Ellende tusschen twee rivieren” verder lezen

De Grebbeberg 16 mei 1940: een werk van barmhartigheid

Op 16 mei 1940 werd Louis Frequin opgetrommeld om op de Grebbeberg de lichamen van gesneuvelde soldaten te helpen bergen. Het verhaal over zijn ervaringen van die dag kon hij in de oorlogsjaren niet slijten. Het verscheen eerst ná de bevrijding in zijn uit de illegaliteit gekomen weekblad Katholiek Kompas.

door Louis Frequin

Vierde pinksterdag: Er wordt gebeld. Ik ben in een hazeslaap. Hetzelfde licht van de 10e mei-nacht welt door de overgordijnen en in de gang. De wekker wijst 5 uur in de morgen.

Identificatie van gesneuvelde militairen. (foto: www.grebbeberg.nl)

Iedereen staat opeens in nachtgewaad op de gang. ‘Ze komen de jongens zeker al halen’, schreit mijn moeder. Vader doet resoluut open. Het is Jan Max. Ik heb het direct aan de stem gehoord. Hij moet míj hebben. ‘Er zijn mensen nodig om de lijken van onze gesneuvelde soldaten op de Grebbeberg te ruimen en te begraven’, zegt Jan Max. ‘Om 6 uur vertrekken we van de Grote Markt.’ Als hij een lichte aarzeling bespeurt, voegt hij er snel aan toe: ‘Het is een werk van barmhartigheid’, en fietst weg. “De Grebbeberg 16 mei 1940: een werk van barmhartigheid” verder lezen