Louis Frequin schreef eind augustus 1977 de laatste column onder zijn schrijversnaam Willem de Wael. Dat was, in de woorden van Gelderlander-redacteur Boet Kokke, zijn ultrarechtse afsplitsing. Hij permitteerde zich onder dat pseudoniem ook dichterlijke ontboezemingen. Tijdgenoten van Frequin herkennen hieronder in ‘de jongen met de panfluit’ wellicht de muzikale postbezorger Gerrie de Vries. In zijn afscheidsstukje liet Frequin zijn emoties de vrije loop. Over het afscheid van zijn krant, en de terugkeer naar die andere liefde, de moeder van zijn kinderen.
Vrouw en krant
Door Willem de Wael
1.Journalist en krant
Wanneer ik morgen eenzaam, hoofdgebogen, in de eindeloze regen van dit uur vanaf Uw hemelbed naar huis toe keer, dan weet ik, dat mijn bezeerd hart geluidloos schreien zal.
De uren zullen nadien traag door mijn herinnering sluipen, waarin de roterende echo’s van uw huismuziek en het ijle geluid uit de panfluit van de spelende jongen, die dansend door de gangen van Uw paleis ging, als een lokroep naar U, mijn geliefde, zullen klinken.
Mon journal, oh mon amour, hoe zeer heb ik u liefgehad. Hoezeer heb ik U nog lief.
Vertederd heb ik staan staren naar de rollen witte lijkwade voor Uw dagelijks kleed, waarop de eunuchen letter voor letter de woorden, barstend van hartstocht, borduurden, die met pijn in mij geboren werden, maar die ik dan zacht en teder tot U sprak.
De vroegere Gelderlander-redacteur Sante Brun, nu journalist-in-ruste (maar niet heus) en samensteller van het weblog SanteLogie, schreef naar aanleiding van het verschijnen van de Frequin-biografie al eens over zijn Nijmeegse tijd onder de titel ‘Een overstap was Fahnenflucht’. Na lezing van ‘Krantenpaus’ dook hij nog eens in dat verleden. Zijn relaas illustreert de figuur Frequin, in meerdere opzichten. Hij weet nog hoe een hoogblonde journaliste na een foute grap van Frequin afgemeten afscheid nam. En ook hoe deze vakman zijn krant op de kaart zette. Sante besefte ook weer waarom hij indertijd persoonlijk afscheid had genomen van het soort katholicisme dat Louis Frequin bezielde.
Meer van Sante Brun over de krantenpaus Louis Frequin op zijn eigen blog.
Eind 1971 deed het Telegraafconcern, samen met enkele andere onbekend gebleven uitgevers, een poging het moederconcern AUDET van De Gelderlander over te nemen. Het zou vaart hebben gegeven aan een herschikking in de krantenwereld, die na het afketsen van deze poging pas dertig jaar later gestalte kreeg.
Louis Frequin was één van de aanvoerders van het verzet tegen deze ´overval´. Hij trok alle registers open om te voorkomen dat het Telegraafbod zou slagen. Hij aarzelde niet aandeelhouders die met De Telegraaf in zee wilden, als collaborateurs aan te duiden. Toen het onvriendelijke bod was afgewezen, schreef hij onderstaand euforisch commentaar.
De Gelderlander na de beslissende aandeelhoudersvergadering. Op de foto Frequin (links) in gesprek met AUDET-commissaris W. van der Grinten.
Morele zege in solidariteit
Met de overweldigende meerderheid van 523.258 tegen 19.489 stemmen bij 586 onthoudingen hebben directie en commissarissen van de NV AUDET, waartoe ook deze krant behoort, gezegevierd in de afweerslag tegen een overval, die van de zijde van De Telegraaf en enkele andere, gemaskerde dagbladondernemingen tegen de NV AUDET en haar dagbladen en tijdschriften was ondernomen.
Wij zeggen beslist te weinig, wanneer wij hier stellen dat het alleen de directie en commissarissen zijn die deze infame aanslag op ons concern en haar dag bladen met hun eigen identiteit hebben gewonnen. Want het is de héle arbeidsgemeenschap van de bij de AUDET aangesloten werkmaatschappijen, samen met een geweldig aantal goedwillende aandeelhouders geweest, die de eigen identiteit en de onafhankelijkheid van de dagbladen en tijdschriften als geestelijke produkten, hoger hebben geschat en gesteld dan geldelijk gewin via het aanbod van De Telegraaf, haar satellieten en gemaskerde leden van het consortium. Dit is vóór alles een morele overwinning. Maar het is even uniek als geweldig, dat zich hier een solidariteit op niveau manifesteerde tussen directie, bestuur, aandeelhouderseigenaars én werknemers – van hoofdredacteuren tot de hooggeachte ambachtslieden – ter wille van het geestelijk goed, dat dagblad heet.
Meer willen we er vandaag niet van zeggen. En onze dank geldt ook de vele trouwe abonnees, die ons lieten weten achter ons te staan, en wier trouw wij in dienstbaarheid en onafhankelijkheid zullen blijven honoreren.
In de annalen van de geschiedenis van onze krant staat de dag van gisteren als een monument van solidariteit tussen kapitaal en arbeid ter wille van een onafhankelijke pers.
—
De door Frequin bezongen solidariteit tussen kapitaal en arbeid was per saldo betrekkelijk. AUDET deed datzelfde jaar – met bijval van Frequin – zelf verwoede pogingen het Limburgs Dagblad in te lijven maar legde het af tegen … De Telegraaf. De AUDET-groep werd later overgenomen door VNU, en de kranten verhuisden vervolgens naar Wegener en Mecom om (vooralsnog) in handen van de Persgroep te eindigen.
Frequin ging in zijn verzet tegen de Telegraaf-overval zo ver dat hij de ondernemingsraad van De Gelderlander verzekerde liever eigenhandig de drukpersen in brand te zullen steken dan ze in handen van De Telegraaf te zien komen. Aldus herinnerde zich Huub van Heiningen in mei 2015.
Nog in 1954 hielden de Nederlandse bisschoppen de katholieken voor dat zij weg moesten blijven van ‘onchristelijke stromingen’. Daartoe rekenden zij zowel het liberalisme als het socialisme. Het lidmaatschap van de socialistische vakbond NVV was ‘ongeoorloofd’. Datzelfde gold voor het regelmatig luisteren naar de VARA-radio of het lezen van de socialistische pers. In het verlengde daarvan wezen de bisschoppen een lidmaatschap van de PvdA af.
Voordat ze deze boodschap (het Mandement) zondag 30 mei 1954 op de preekstoel lieten voorlezen, bestelde de fungerende aartsbisschop Bernard Alfrink de katholieke hoofdredacteuren in Utrecht om hen te vertellen hoe zij dit verhaal moesten duiden. Dat deden ze gedwee – voor die tijd met grote vanzelfsprekendheid. Ook Louis Frequin liet de volgende maandag een instemmend commentaar verschijnen. Niet dan nadat hij de bisschoppelijke censor prof. Karel Bellon advies had gevraagd. Hieronder een deel van dit uitvoerige betoog, dat in de oorspronkelijke lengte bijna vier krantenkolommen besloeg.
Ernstig vermaan om de eenheid te bewaren
In verband met de taak van de katholiek en de gezamenlijke katholieken op sociaal terrein wordt ernstige aandacht gewijd en gevraagd voor de politieke eenheid van de katholieken, omdat deze een noodzakelijke factor is om de sociale opdracht van de pauselijke encyclieken te kunnen realiseren. De staatkundige eenheid van de katholieken wordt uitdrukkelijk gevraagd, ook wanneer dit persoonlijke offers kost.
Het heeft de Bisschoppen diep verontrust, dat men hun stem ‘op zo waardige wijze en op zo indrukwekkend moment geuit’ hier en daar niet goed verstaan heeft. Zij blijven dan ook ‘in het belang van ons volk, vermanen – gelijk zij dat bij monde van de Kardinaal-Aartsbisschop reeds deden op het moment van de viering van het herstel der hiërarchie – : ‘Blijf één!’ Zij vorderen eenheid, ook op andere terreinen van het openbare leven. “Van mandement tot mankement” verder lezen
Toen Max de Bok in 1977 na tientallen jaren ‘Den Haag’ een gooi deed naar het hoofdredacteurschap van De Gelderlander, spiegelde hij zich vooral aan de vertrekkende hoofdredacteur Louis Frequin, zijn journalistieke vader. Die reisde en netwerkte er op los, schreef commentaren, columns en reportages. Dat wilde Max ook. Maar krantenredacties waren veranderd, groter geworden, mondiger. Er was veel meer te regelen. En een hoofdredacteur werd ook geacht aan te schuiven bij het managementteam van de uitgeverij. Het werd dus Frans Hulskorte, mede omdat hij meer het type van de manager was.
Sindsdien heeft de ontwikkeling van het vak ‘hoofdredacteur’ niet meer stilgestaan. Kees Buijs heeft hier eerder een poging gedaan om te bepalen wat voor een type hoofdredacteur Louis Frequin nou eigenlijk was. Het is ook verleidelijk om te bedenken hoe iemand als Frequin de vele veranderingen na hem zou hebben beleefd.
Van redactievloer naar boardroom en weer terug
Door Louis van de Geijn
De opvolging van Louis Frequin, 32 jaar lang hoofdredacteur van De Gelderlander, was een eerste oefening in medezeggenschap in de Nederlandse dagbladjournalistiek. De procedure volgens het kersverse redactiestatuut moest nog ‘ingereden’ worden en het karretje belandde af en toe dan ook naast de weg.
Zo was er vooraf – en buiten de redactieraad om – rondvraag gedaan op de redactie naar wie men zoal in gedachten had als nieuwe hoofdredacteur. Bovenaan het lijstje stond Max de Bok, parlementair redacteur van De Gelderlander, oud-voorzitter van de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Vlak na hem Arie Kuiper, hoofdredacteur van het weekblad De Tijd, gevolgd door Han Mulder van het Leidsch Dagblad. Nummer vier was Harry Lockefeer, sociaaleconomisch redacteur van de Volkskrant (later hoofdredacteur).
Die uitslag legde een flinke hypotheek op de opvolgingsprocedure, maar belangrijker voor de uitkomst daarvan was dat de commissarissen van De Gelderlander en van moederconcern AUDET in alle stilte Frans Hulskorte, lid van de hoofdredactie van De Limburger, al hadden gedoodverfd als de nieuwe hoofdredacteur. Toen deze ten langen leste ook de voorkeur kreeg van de sollicitatiecommissie (inclusief de vertegenwoordigers van de redactie), was het pleit beslecht. Democratie, zei Frequin nog vaderlijk tegen de morrende redactie, is iets dat je moet leren.
Toen kort na de bevrijding van Nederland eenmaal duidelijk werd dat de vooroorlogse verkaveling van de Nederlandse samenleving in katholieke, protestantse en liberale ‘zuilen’ in ere werd hersteld, werd Louis Frequin als jonge hoofdredacteur van De Gelderlander een felle voorvechter van de katholieke zaak. Getuige bijvoorbeeld een openingsartikel in De Gelderlander van 1 juni 1946, waarin hij ageerde tegen pogingen van protestantse zijde om de benoeming van zijn katholieke vriend Chris Matser tot burgemeester van Arnhem tegen te houden. Hieronder de originele tekst.
Liever Turksch dan Paapsch
Door Louis Frequin
Het was voor ingewijden geen geheim, dat de heer Chr. Matser, die sedert de bevrijding als waarnemend burgemeester van Arnhem optreedt, ernstig als candidaat genoemd werd om officieel in deze functie benoemd te worden. De heer Matser bestaat het echter om katholiek te zijn, en dat beteekent anno 1946 voor bepaalde groepeeringen in Nederland nog altijd iets, dat zich maar kwalijk met het Nederlanderschap laat vereenigen. Men mag misschien bij dergelijke lieden om burgemeester van een groote gemeente te worden van alles zijn, hetzij loge-man, een afgetakeld begrip uit den feodalen tijd of een maatschappelijke mislukkeling mits voorzien van titel en liberale relaties, maar …. een Katholiek die getoond heeft wat hij waard is! Neen, dat nooit! Dan liever turksch, maar nooit geen katholiek! Nooit paapsch!!!
Het openingsartikel uit De Gelderlander van 1 juni 1946.
Wie meenen mocht, dat een dergelijke mentaliteit na vijf jaren bezetting, voorbij was, waarin katholieken in verknochtheid aan Koningin en Vaderland menig niet-katholiek (én protestant) vóórgingen, vergist zich deerlijk. Het bewijs werd dezer dagen op een alleronbeschaamdste wijze geleverd.
Hoofdredacteuren heb je in soorten en maten. Journalist en wetenschapper Kees Buijs verdiepte zich in diverse leiderschapstypen en komt tot de conclusie dat Louis Frequin niet onder één etiket is te vangen. Hij was achtereenvolgens, en soms tegelijk, een autoritaire leider, een straatvechter, een natuurlijke manager en een pragmaticus.
De hoofdredacteur bestaat niet
door Kees Buijs
‘De hoofdredacteur bestaat niet’, schreef Leon de Wolff in De krant was koning. Hij wilde ermee zeggen dat er niet één type hoofdredacteur is.
De hoofdredacteur mag dan niet bestaan, ze zijn er wel in soorten en maten. De Wolff – oud-journalist, media-adviseur en marktonderzoeker – onderscheidde vier typen: de monarch, de straatvechter, de jonge hond en de manager.
Laten we zijn types eens doornemen.
Louis Frequin bij het honderdjarig bestaan van De Gelderlander in 1948.
De monarch bemoeit zich amper met zijn redacteuren, onderhoudt bij voorkeur contacten met de politieke en maatschappelijke elite, en wil vooral een keurige krant maken door zoveel mogelijk keurige mensen op sleutelposities neer te zetten, wat in de praktijk gemakkelijk leidt tot een redactionele hofhouding.
De straatvechter is geen diepe denker maar een doener. Hij is de baas en wil dat blijven. De straatvechter heeft geen strategie en verandert telkens van mening onder het motto ’voortschrijdend inzicht’. Hij is goed in verdeel en heers.
De jonge hond begint zijn hoofdredacteurschap bruisend en sprankelend, is in voor iets nieuws en nooit bang, tot het na een tijdje business as usual wordt. Leiding geven doet hij dan nog weinig, onder het motto dat de redactie bestaat uit creatievelingen waaruit het meest te halen is wanneer je hun de vrijheid geeft.
De manager, door De Wolff getypeerd als het natuurtalent, pakt de problemen op de redactie structureel en projectmatig aan. Hij stelt zich doelen voor de korte en de langere termijn. Hij weet de belangen van zijn redactie goed te verdedigen bij de directie. De manager behandelt iedereen met respect en bewaart het evenwicht tussen gevoel en daadkracht. “Louis Frequin paste niet in een hokje” verder lezen