In het Jaarboek 2018 van de Nijmeegse historische vereniging Numaga besteedt Maarten-Jan Dongelmans aandacht aan de biografie ‘Krantenpaus’, over leven en werken van Louis Frequin. De auteurs geven daarin ook een duidelijk tijdsbeeld, meent hij.
door Maarten-Jan Dongelmans
Pausen worden alom vereerd, maar liggen ook steevast gedurende kortere of langere tijd onder vuur. Al meer dan tweeduizend jaar. Van Petrus, die zijn Heer verloochende, tot Franciscus, de huidige kerkleider. Daarom is de titel Krantenpaus van de nieuwe biografie over LouisFrequin door Hélène van Beek en Louis van de Geijn ook zo goed gekozen.
De roemruchte hoofdredacteur van De Gelderlander met zijn Bourgondische inslag werd door vriend en vijand bewonderd, maar was omstreden vanwege zijn contacten met een fascistische organisatie rond 1940. Daar lag de rasjournalist zelf letterlijk wakker van, ook al werd er niet om zijn aftreden geroepen. Frequin had ook slapeloze nachten van de trauma’s, opgelopen toen hij vanaf 1941 de kant van het verzet tegen de nazi’s koos en uiteindelijk in het kamp belandde.
De oerkatholiek Frequin stond lange jaren pal voor zijn kerk en ging onvervaard de confrontatie aan met andersdenkenden. Een strijd die hij hartstochtelijk en sensatiebelust voerde. En die pas afzwakte toen in de loop van de jaren vijftig de emancipatie van de Nederlandse katholieken voltooid raakte en binnen een decennium de ontkerkelijking inzette.
Het schrijversduo Van Beek en Van de Geijn, zelf werkzaam geweest bij De Gelderlander, zit zijn hoofdpersoon flink op de huid en slaagt erin om deze uitgebreide en (soms zelfs te) gedetailleerde biografie te linken aan een duidelijk tijdsbeeld van een voorgoed voorbije periode. Er wordt ook volop ingegaan op de koers van de krant met Frequin aan het roer. Het is het verhaal van hoe een regionaal blad onder patriarchale en autoritaire leiding landelijke allures en pretenties kreeg en zich steeds meer kon meten met de landelijke katholieke concurrent de Volkskrant.
Maar wat De Gelderlander dan zo katholiek maakte wordt niet helemaal duidelijk. Je leest in het boek hoofdredactionele commentaren en daar blijft het bij. Hoe en of de pastoors op de preekstoel nog hoorbaar waren in de kolommen van het blad, aan die vragen wagen de schrijvers zich niet. Het zal niettemin duidelijk zijn dat de klerikale invloed verder reikte dan het wekelijks afdrukken van de parochieberichten of het opnemen van het Bisschoppelijk Mandement uit 1954, waarin katholieken deelname aan socialistische organisaties verboden werd. Frequin noemde dit herderlijk schrijven later schamper het ‘Mankement’.
Overigens: de ‘oorlogen’ waarvan in de boektitel sprake is, werden door Frequin tot op hoge leeftijd gevoerd. Toen ging het onder meer over ongenoegen over Frequins falen als schrijver van een beoogde familiegeschiedenis van zeepfabrikant en commissaris van de krant Reinier Dobbelmann, de man met wie hij in zijn Gelderlander-jaren zo lang had samengewerkt en over wie hij in 1982 al een biografie had gepubliceerd.
Van Beek en Van de Geijn tonen zich zeer betrokken bij hun onderwerp. Dat heeft een goed gestructureerd , leesbaar boek opgeleverd. De talloze petites histoires verlevendigen het beeld zonder dat het zicht op de hoofdzaken vertroebeld wordt.