In de media

Recensie ‘Krantenpaus’ door prof. Jan Y.H.A. Jacobs, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Katholieke Universiteit Tilburg. Gepubliceerd op de website Trajecta, een internationale ontmoetingsplaats voor onderzoekers over de interactie tussen religie, cultuur en samenleving in de geschiedenis van de Nederlanden. 

(Geplaatst op 20 april 2018, hieronder een ingekorte versie)

Titel en ondertitel van deze met veel vaart geschreven biografie staan op enigszins gespannen voet met elkaar. Van een paus, ook al is het dan een krantenpaus, verwacht men niet onmiddellijk dat hij ook oorlogen voert. De niet zo fraai klinkende hoofdtitel Krantenpaus is wellicht een speelse verwijzing naar de titel van dat andere boek, Krantebeest geheten uit 1993, waarin Joop Lücker, voormalig hoofdredacteur van de Volkskrant en een van de belangrijkste concurrenten van Frequin, geportretteerd wordt.

(…)

Krantenpaus wordt door de auteurs van dit boek aangeduid als een “journalistieke biografie” (p. 7). Wat zij daar precies mee bedoelen, is mij niet geheel duidelijk, ook al schrijven zij dat zij “het leven en werk van Frequin en zijn tijd in journalistieke stijl (willen) beschrijven”… en wel “volgens onze journalistieke mores, dat wil zeggen dat we in de eerste plaats de feiten laten spreken” (p. 8). Probleem is natuurlijk: Wiens feiten? Die van Frequin, bijvoorbeeld in zijn gepubliceerde geromantiseerde herinneringen aan zijn belevenissen in de gevangenisbunker van kamp Vught uit 1955 of die uit zijn veelvuldig geraadpleegde persoonlijke correspondentie, die zich op het Katholiek Documentatie Centrum (KDC) in Nijmegen bevindt? Of gaat het om de feiten die het resultaat zijn van een gedocumenteerde reconstructie van alle voor dit levensverhaal relevante data et gesta, ingebed in de tijd en het milieu waarin dat leven zich tussen 1914 en 1998 heeft afgespeeld? De auteurs zijn ontegenzeggelijk voor die tweede categorie feiten gegaan, maar dat neemt niet weg dat Frequin met zijn versie van de werkelijkheid een sterke stempel op deze biografie heeft kunnen drukken.

(…)

Beide auteurs, die zelf ook als journalist/redacteur bij De Gelderlander werkzaam zijn geweest, hebben ten behoeve deze – geslaagde – coproductie, alleen of samen en gespreid over een drietal langere perioden, met in totaal veertig personen gesproken. Met enkelen zelfs meermalen. Dat leverde veel inside informatie op, onder meer over de oorlogen die Frequin, getuige de ondertitel, tijdens zijn leven heeft gevoerd.

Met die oorlogen doelen de auteurs in hun Epiloog vooral op de strijd die Frequin na 1945 steeds weer opnieuw heeft moeten leveren met ‘de demonen’ van de Tweede Wereldoorlog: de herbeleving van zijn ervaringen in juni 1943 in het Arnhemse Huis van Bewaring en meer nog van zijn gevangenschap van 12 mei tot 27 september 1944 in achtereenvolgens Arnhem, Vught en Utrecht vanwege zijn activiteiten voor het illegale blad Katholiek Kompas. Maar er was ook nog een andere demon die hem heel zijn verdere leven is blijven achtervolgen: zijn lidmaatschap van en activiteiten voor het extreemrechtse fascistische Nationaal Front van september 1940 tot medio december 1941.

Hoofdstuktitels als ‘Terug in de loopgraven’, ‘Hanengevechten’ en ‘De overval’ maken nog weer een andere oorlog van Frequin zichtbaar: die tegen kranten en uitgeverijen van de concurrentie. Daarbij richtte hij zijn pijlen vooral op de Volkskrant en – in 1971/’72 – op het krantenconcern van De Telegraaf.

In de loop van die oorlog heeft hij ‘zijn’ krant van een katholiek en bisschopgetrouw zuilmedium gemaakt tot een dagblad waarin christendom en humanisme elkaar ontmoetten (p. 234 en 263). Spijtig is dat de auteurs in hun Epiloog niet laten zien hoe De Gelderlander vanaf begin jaren zeventig de waarden die met dat christendom en dat humanisme zijn verbonden, in berichtgeving en achtergrond zichtbaar heeft gemaakt. Welke rol speelden bijvoorbeeld de hoofdredactionele commentaren hierin? En in hoeverre paste de persoonlijke column Mensen die Frequin onder zijn vaste pseudoniem Willem de Wael elke week aan zijn lezers voorschotelde (zie p. 216), bij dit nieuwe, aan de geest van de tijd beantwoordende profiel? Ook had ik graag gezien dat de auteurs een – ongepubliceerde – bron als ‘Herinneringen van Louis Frequin hoofdredacteur 1945-1977)’ in hun Voorwoord ‘gewogen’ hadden.

Maar deze kanttekeningen nemen niet weg dat de auteurs met deze biografie erin geslaagd zijn een fraai evenwicht te creëren tussen het persoonlijke en publieke leven van een man die inderdaad jarenlang een krantenpaus is geweest, in elk geval van De Gelderlander.

Jan H.Y.A. Jacobs

De volledige bespreking staat op de website Trajecta.

 

================================================

Bespreking ‘Krantenpaus’ in de boekenbijlage van NRC Handelsblad, 22 februari 2018

De oorlog liet hem nooit los

door Pien van der Hoeven

Louis Frequin (1914-1998) was een journalist pur sang. Toen hij hoorde dat A. den Doolaard net was teruggekeerd uit Praag, waar deze als een van de weinige Nederlanders getuige was geweest van de communistische staatsgreep van maart 1948, stapte hij onmiddellijk met een fles jenever onder de arm in de auto. Onaangekondigd belde hij aan bij de dan al bekende schrijver en stem van Radio Oranje en vroeg om een reportage voor zijn krant, de Gelderlander.

Den Doolaard (1901-1994), die Frequin alleen van naam kende, stemde in onder het motto ‘wie ’t eerst komt, ’t eerst maalt’.

Tot zijn verbazing bleef Frequin bij hem thuis wachten, totdat hij een eerste stuk geschreven had. Dat nam Frequin mee terug naar Nijmegen om het meteen in de krant te zetten. Het was het begin van een vruchtbare samenwerking; Den Doolaard zou meer dan veertig jaar voor de Gelderlander schrijven.

Dat Frequin de vrijdenkende domineeszoon Den Doolaard aan zijn krant verbond, paste bij zijn streven om van de Gelderlander meer te maken dan alleen een spreekbuis van de katholieke kerk en partij, die alle katholieke kranten tijdens de verzuiling waren. Onder zijn leiding groeide de Gelderlander uit tot een spraakmakende krant en verviervoudigde de oplage tot 140.000. Tijdens de jaren zestig wist Frequin de bakens op tijd te verzetten en de krant een open karakter te geven, die ook niet-katholieken en ontzuilde katholieken aansprak.

Frequin was ook een pionier op radio en televisie, maar die rol komt er in het boek van Hélène van Beek en Louis van de Geijn wat karig vanaf. Beide auteurs hebben zelf jarenlang voor de Gelderlander gewerkt en hun aandacht gaat dan ook uit naar de krant. In sommige hoofdstukken schuift Frequin daarbij iets te veel naar de achtergrond. Elders rijst hij echter als man van vlees en bloed op uit de pagina’s van deze vlot geschreven en goed gedocumenteerde biografie.

Frequin verliet voortijdig het kleinseminarie en ging al op vijftienjarige leeftijd aan de slag als correspondent in de Overbetuwe voor de Arnhemse editie van de Gelderlander. Hij was niet de enige die zich in die tijd met een afgebroken opleiding alsnog bewees in de journalistiek; ook journalisten als H.J.A. Hofland en Jan Blokker waren gesjeesde studenten.

Frequin werd in 1945 op zijn 31ste al hoofdredacteur en zou dat ruim dertig jaar blijven. Toch droeg het feit dat hij zijn school niet had afgemaakt bij aan een minderwaardigheidscomplex dat als een rode draad door zijn leven liep. Zijn enorme drive is gedeeltelijk daaruit te verklaren. Hij streed tegen de discriminatie van katholieken en tegen de achterstelling van de provincie tegenover de Randstad. Zelfs de correspondent die de Gelderlander als een van de weinige kranten in Indonesië had tijdens de dekolonisatieoorlog, Henk van Maurik, verklaarde de opmerkelijke vrijheid die hij van Frequin kreeg om kritisch verslag te doen, aan de hand van diens minderwaardigheidscomplex; Frequin had zich willen bewijzen tegenover de landelijke kranten die het nieuws uit Indonesië niet uit de eerste hand hadden.

Zie hier voor de volledige recensie.

===========================================================

 

 

Numaga, de historische vereniging van Nijmegen, besteedt in het decembernummer van haar periodiek ‘Nijmeegs Katern’ aandacht aan de verschijning van het boek ‘Krantenpaus’. Op de voorpagina een afbeelding van het schilderij dat Louis Frequin in 1978 maakte van een groep vrienden, familie en collega’s. Op de achtergrond rechtsboven: Frequin zelf en zijn vrouw Diny. De laatste verkleed als non, vanwege de titel ‘moeder overste’ die Frequin geregeld gebruikte voor zijn vrouw.====================================================

 Sigarenlucht en katholieke opgewektheid

(Recensie door Martin Sommer in de Volkskrant, 2 december 2017)

Uit het fraaie portret van de krantenman Louis Frequin stijgen de sigarenlucht en de katholieke opgewektheid van de naoorlogse jaren op, zo begint Volkskrant-journalist Martin Sommer zijn bespreking van Krantenpaus.

 

Sommer:  ‘Frequin, was door en door katholiek, zo katholiek dat het je af en toe te machtig wordt met al die lieve heertjes en voorbijkomende engelen.’ Hij kent het boek drie sterren toe.

=================================================

‘Op de koffie’ bij Radio Gelderland

Donderdag 23 november besteedde Rob Kleijs (tussen de muziek door) het laatste uur van zijn dagelijkse programma ‘Op de koffie’ aan de verschijning van ‘Krantenpaus’. Over het waarom van dit boek, bijna twintig jaar na het overlijden van  hoofdpersoon Louis Frequin, over de betekenis van deze man voor zijn krant en voor de journalistiek, en over de bijzondere karaktertrekken die hem ook nu nog interessant maken.

==========================

Met de geur van wierook: biografie Louis Frequin

Aleid Truijens — Geplaatst in boek op donderdag 23 november 2017, 12:00

OPINIE Vrijdag verschijnt de biografie ‘Krantenpaus. De oorlogen van Louis Frequin (1914-1998)’, van de hand van Hélène van Beek en Louis van de Geijn. Frequin was 32 jaar lang hoofdredacteur van de katholieke De Gelderlander. Aleid Truijens, zelf ook biograaf, las het boek alvast.

‘Pa, je was een groot man, een grandioos mens, een heerlijk mens. Laten we, in de sfeer van pa, een applaus geven. Zo hard dat hij het in de hemel kan horen.’ Dat vroeg zijn zoon Willibrord aan de bezoekers van de begrafenis van Louis Frequin (1914-1998). Hij maakte er meteen maar een tv-uitzending van. Alsof er echt een paus werd uitgeluid. Zo had zijn vader het gewild; dood en hemelopname moesten groots gevierd worden.

‘Krantenpaus’, de biografie die Hélène van Beek en Louis van de Geijn over Frequin schreven, begint mooi met dit denderende slotakkoord. Het beeld is meteen gezet: een bezeten journalist, een luidruchtige plaatselijke held, een geboren netwerker, een blijmoedige, bourgondische oerkatholiek, een patriarchale hoofdredacteur en een warme familieman. Maar ook een ijdeltuit die hunkerde naar erkenning.

Louis Frequin, kind uit een eenvoudig Arnhems gezin, kwam als 15-jarige zonder enig diploma werken bij De Gelderlander. Na de Tweede Wereldoorlog, waarin hij actief was bij de katholiek illegale pers, was hij 32 jaar lang hoofdredacteur. Onder zijn leiding groeide het streekkrantje – oplage 35.000 – tot een groot regionaal dagblad met een oplage van 140.000. De eenzijdig katholieke krant werd een pluriforme krant. Al bleef, net als om Frequin zelf, de geur van wierook om de krant hangen.

Van Beek en Van de Geijn, die beiden bij De Gelderlander hebben gewerkt, de laatste als adjunct, leggen terecht de nadruk op de jaren 30 tot 50. Dat waren bepalende jaren voor Frequin. Vaak, volgens sommigen al te vaak, praatte hij over zijn verzetsverleden. Hij wist wat het was om gevangen te zitten, gemarteld te worden, kameraden te zien sterven en de dood te vrezen. Door zijn werk voor het illegale Katholiek Kompas was hij in 1944 door de Duitsers gearresteerd en in kamp Vught gevangen gezet.

Hij bracht dat heroïsche verleden in stelling als zijn verleden als ‘fascist’ ter sprake kwam. In het begin van de oorlog was Frequin lid van het Nationaal Front, een antidemocratische en antisemitische, maar niet pro-Duitse beweging. Later bezwoer dat hij nooit een fascist was geweest; hij zou lid zijn geworden om de Duitsers en de NSB te bestrijden en om er van binnenuit over te schrijven. Wrijven in de vlek maakte het erger; nog vaak zou zijn ‘foute’ periode worden gememoreerd.

Frequin hielp daar zelf een handje aan mee door na de oorlog mannen uit zijn Nationaal Front-tijd voor zijn krant te laten schrijven, zoals voormalig NF-kopstuk Martin Bruyns en schrijver Albert Kuyle, die antisemitische stukken had geschreven. Mensen moesten een tweede kans krijgen, vond Frequin – vooral als ze katholiek waren. Dat was typerend. De beschrijving van die ‘ons-kent-ons’-sfeer, het vanzelfsprekende nepotisme van de katholieke topmannen van de vorige eeuw, dat is het beste aan deze boeiende biografie. Een mooi tijdsbeeld van een voorgoed voorbije wereld.

 

Hélène van Beek en Louis van de Geijn: Krantenpaus. De oorlogen van Louis Frequin (1914-1998), Valkhof Pers, ISBN 9789056254896, 318 pagina’s, € 24,95

Er is ook een website met extra informatie, beelden en originele verhalen van Louis Frequin zelf.

====================================

De Gelderlander over zijn eigen ‘krantenpaus’

Op 23 november 2017 besteedde De Gelderlander ruime aandacht aan zijn eigen ‘krantenpaus’ Louis Frequin. In een paginagroot artikel geeft verslaggever Rob Berends – mede op basis van een gesprek met Hélène van Beek en Louis van de Geijn – een samenvatting van het boek Krantenpaus. Een man met een journalistieke missie, zo beschrijft Berends de vroegere hoofdredacteur Frequin. In een inzetje gaat hij in op de kritische noten die in het boek worden gekraakt over Frequins activiteiten voor het fascistische Nationaal Front. Ook vermeldt hij daar  het verzetsverleden van Frequin, onder meer als maker van het  illegaal tijdschrift Katholiek Kompas.

Klarendalse krantenpaus met missie in de journalistiek

ARNHEM – Hij was een keurige katholieke familieman die via zijn krant het woord van de bisschoppen verspreidde. Maar hij was ook een kwajongen die graag schuine moppen tapte, welke hoogwaardigheidsbekleder er ook in de buurt was. En hij leek meer op zijn hondsbrutale zoon Willibrord dan hijzelf dacht. “Hij was een jongen van de straat, ging er graag vol in.”

Louis Frequin, geboren in 1914 in de Arnhemse volkswijk Klarendal, was van 1945 tot 1977 jaar hoofdredacteur van De Gelderlander. Onder zijn leiding steeg de oplage van 35.000 naar 140.000 exemplaren. Hij was een bekende figuur, vaak zelf in het nieuws, altijd wel verwikkeld in een relletje of discussie. Komende vrijdag verschijnt Krantenpaus, de oorlogen van Louis Frequin, de biografie door Louis van de Geijn en Helene van Beek, twee oud-redacteuren van de Gelderlander.

Frequin begon voor de oorlog als regioverslaggever in Huissen. Na een turbulente oorlogsperiode (zie kader) vond hij zichzelf in 1945 ineens terug op de stoel van hoofdredacteur, de hoogste baas. Hoe kreeg hij dat voor elkaar? “Het was een ambitieuze man, met een plan om de Gelderlander op te stuwen. Maar je moet ook op het juiste moment op de juiste plek zijn”, zegt Van de Geijn. Hoofdredacteur Nooteboom kwam om door een Duitse kogel. “Dat is Frequins geluk geweest”, zegt Van Beek. “Anders was hij geen hoofdredacteur geworden.”

Eenmaal aan het bewind zette hij de sokken erin. Hij moderniseerde zijn redactie en ging zelf voorop in de strijd. Het was de tijd van de verzuiling, de hoofdredacteur van een krant was geen onpartijdig waarnemer. En zeker Frequin niet, hij was door en door katholiek en sprong graag op een podium om zijn opvatting te verkondigen. Dat deed hij dagelijks in het hoofdartikel. ‘De hoofdredacteur was een soort schrijvende pastoor die deed wat de pastoor voor de Kerk deed: de boodschap doorgeven’, zegt oud-journalist Boet Kokke in het boek.

Frequin was een geboren netwerker, een man die altijd het middelpunt van een gezelschap was, liefst met een schuine grap. Anderen vonden hem soms te platvloers. Op de regiokantoren vertoonde hij zich zelden, liever netwerkte hij in Den Haag of maakte hij buitenlandse reportagereizen. Hij zocht vaak de confrontatie met andere media, bij voorkeur met de Volkskrant, destijds ook een katholieke krant. Van de Geijn: “Het maakte niet uit hoe je genoemd werd, als je maar genoemd werd. Dat was zijn motto. Aan het eind van het jaar liet hij turven hoe vaak de Gelderlander genoemd werd in andere media.”

In de jaren zestig begon Nederland te ontzuilen. De krant  maakte zich los uit de omhelzing van de bisschoppen en ging zijn eigen koers varen. Frequin, hoe katholiek ook, bewoog mee met de  tijdgeest. Maar toen in 1972 de Telegraaf als nieuwe eigenaar op de stoep stond, zette hij de hakken in het zand. Dat nooit. Om een overname te voorkomen, zou hij desnoods zelf de drukkerij in brand steken. Zijn biografen merken fijntjes op dat hij nu een stuk feller uit de hoek kwam dan in 1948, toen hij opvallend mild had geoordeeld over de Telegraaf, die gold als fout in de oorlog.  Na meer dan dertig jaar als hoofdredacteur stopte hij ermee, in1977.  Toen hij in 1998 overleed, lagen in zijn kist een pen, een fles jonge jenever, een glaasje, een doosje sigaren en een pakje lucifers. Voor onderweg.

Het dubbele oorlogsverleden van Frequin

Louis Frequin liet zich na de oorlog voorstaan op zijn tijd in het verzet. De biografen zijn echter kritisch over zijn oorlogsverleden. Dat hij anti-Duits was staat, voor hen buiten twijfel. Maar ze vinden ook dat hij nooit overtuigend heeft afgerekend met het verwijt dat hij een fascist zou zijn.  Frequin was in 1940 en 1941 lid van het Nationaal Front, een fascistoide organisatie die wel fel gekant was tegen de NSB. Het Nationaal Front kwam voort voort uit het Zwart Front, een club die openlijk fascistisch was. Volgens Frequin was er een groot verschil tussen beide organisaties, maar Van de Geijn omschrijft dat als het verschil tussen ‘het Vlaams Blok en het Vlaams Belang’. “Tien dagen na de opheffing van het Zwart Front werd het Nationaal Front opgericht.”

 Van de Geijn en Van Beek rekenen het Frequin aan dat hij later niet volmondig afstand nam van zijn periode bij het Nationaal Front. Hij nam bij de krant mensen in dienst die bij die organisatie hadden gezeten. Ze stellen dat Frequin niet heeft kunnen bewijzen dat hij de organisatie verliet, voordat deze door de Duitsers werd verboden.  Waarom was hij er lid van geworden? Van de Geijn: “Ik denk omdat hij vond dat de gevestigde partijen machteloos waren tegen de Duitsers. Het Nationaal Front wilde het parlement afschaffen en vervangen door belangengroepen die in botsing met elkaar tot beleid zouden komen. Het meest zorgelijk vind ik dat die club uitgesproken antisemitisch was.”

Frequin was trots op zijn verzetsverleden. Hij had onderduikers in huis en was vanaf 1943 betrokken bij het illegale blad Katholiek Kompas. In mei 1944 werd hij opgepakt door de Duitsers en gevangen gezet in Kamp Vught. Hij werd mishandeld en maakte een schijnexecutie mee. Later werd hij naar een gevangenis in Utrecht overgebracht. In september 1944 kwam hij vrij. De toedracht daarvan was onduidelijk. Of hij vrijgelaten werd, ontsnapte of een bewaker omkocht – het is met zekerheid niet te zeggen.

 

===================================

Biografie van ‘Krantenpaus’ Louis Frequin

Louis Frequin achter zijn schrijfbureauLouis Frequin achter zijn schrijfbureau

DE SCHEPPING In de rubriek De Schepping schrijven journalisten zelf iets over de totstandkoming van hun creatie. Deze keer Louis van de Geijn over de biografie die hij samen met Hélène van Beek schreef over ‘Heer Hoofdredacteur’ Louis Frequin. De biografie ‘Krantenpaus’ verschijnt binnenkort bij Uitgeverij Valkhof Pers in Nijmegen.

Al direct nadat Louis Frequin, meer dan dertig jaar hoofdredacteur van De Gelderlander, in 1998 overleed, kwam Hélène van Beek op de gedachte om een biografie over deze bijzondere man te schrijven en daarop te promoveren. Dagenlang vertelden collega’s de ene na de andere sappige anekdote over hun ‘Heer Hoofd­redacteur’. Zijn begrafenis, geleid door zijn oudste zoon en vakgenoot Willibrord, was een spektakel.

Toen Hélène bij De Gelderlander kwam, was Frequin daar al weg. Maar ze had hem wel uitvoerig gesproken over de opmerkelijke fusiekrant die in 1971 was ontstaan uit de Arnhemse edities van het socialistische Het Vrije Volk en het katholieke Arnhems Dagblad: De Nieuwe Krant. Zij schreef daarover haar doctoraalscriptie als historica. Meteen na de eeuwwisseling ging zij aan de slag met haar vervolgonderzoek. Hélène verkreeg het persoonlijk archief van Frequin, ‘redde’ pakketten uit het archief van de krant, sprak met vakgenoten en familie­leden. Maar het werk bleef liggen, door de aandacht die haar gezin vroeg en door haar drukke werkzaam­heden als freelance onderzoeksjournalist.

Begin 2015 besloten Hélène en ik om het project gezamenlijk weer op te pakken. Auto’s vol dozen en boeken verhuisden van haar naar mijn werkkamer. Nieuw en aanvullend archiefonderzoek en een nieuwe reeks gesprekken volgden. Deze keer ook met de meeste van de acht kinderen van Louis en Diny Frequin. En zo begon een biografie te groeien, die tegelijk ook een ­tijds­document is.

Het leven van Frequin is een tocht langs breuklijnen in de geschiedenis. Van de Tweede Wereldoorlog tot de ontzuiling, van de Koude Oorlog tot de democratiseringsgolf. Hijzelf was er vaak bij als een luidruchtige getuige.

We hebben ons boek ‘Krantenpaus’ genoemd, omdat Frequin een vlaggendrager was van de katholieke emancipatie en met zijn patriarchale stijl ook wel iets pauselijks had.

De uitgave wordt mede mogelijk gemaakt door de steun van het KIM (Forum voor reflectie op journalistiek) en het Nuyensfonds. Dat fonds stimuleert historisch onderzoek van het katholicisme in Nederland.

Frequin kreeg wel eens de vraag of hij niet een auto­biografie wilde schrijven. Hij vond het toch beter dat aan een ander over te laten, die dat kritischer zou kunnen doen. Een mooie opgave.

Hélène van Beek (1964) is historica en onderzoeksjournalist. Na achttien jaar De Gelderlander werkte zij onder meer voor Trouw, Medisch Contact, Zembla en ‘Witteman ontdekt’ (Vara), Tijd voor Meldpunt (Omroep Max) en Argos (VPRO).

Louis van de Geijn (1949) werkte 43 jaar in de dagbladjournalistiek, hoofdzakelijk bij De Gelder­lander. Hij was lid van de hoofdredactie en korte tijd waarnemend hoofdredacteur. Van 2006 tot 2012 was hij hoofdredacteur van de centrale redactie van de dagbladen van Wegener.